zaterdag 14 september 2013

Angstig en onzeker wacht ik af



Het is zaterdag, vroeg in de middag. Ik zit voorzichtig wat bij te lezen achter mijn computer. Een volle kan groene thee staat voor me. Ik let op mijn houding en houd zorgvuldig de spanning in mijn nek in de gaten. Ik wrijf over mijn wenkbrauwen. Ontspan, ontspan …

Donderdagochtend kwam hij weer langs. Altijd eerst in mijn rechterooghoek, een symptoom dat ik direct herken en waar mijn hart een slag van overslaat. Het beste is om direct een pil te slikken, zodat hij weer weggevreten wordt, maar ik heb het niet altijd goed door en soms wil ik het niet door hebben. Want van zo’n pil ga ik een paar uur in coma en voel ik me ook naar. Als ik het niet doe, groeit het gevoel in mijn ooghoek naar mijn jukbeen, mijn tandvlees, mijn nek, mijn schedel. Het groeit van gevoel naar pijn en van pijn naar messteken en bliksemschichten. Kon ik maar even alleen met links denken en doen, want links doet niet mee. Langzaam word ik misselijk, ik voel me ziek, de vreselijk pijn is gearriveerd. Mijn hoofd is een zieke bol van steken en bonkende donder. 

Vier uur later ontwaak ik uit mijn zelfgekozen coma en ga ik vertwijfeld rechtop zitten. Hmm, ik voel hem nog. Mijn lijf verstijft van angst. Wat nu als ik hem helemaal niet wegkrijg? In overleg met mijn vriend nog maar een pil.

Vrijdagnacht schud ik mijn vriend zachtjes wakker. Hij weet direct waarom en kreunt van meevoelende ellende. “Echt? Alweer? Nee toch?!” Ik voel me begrepen, maar heb ook een hekel aan wat ik hem moet vragen te doen. Ik heb hem al klaarliggen, uit het doosje, dop eraf. Ik geef hem aan en ga achterover liggen, mijn benen ontspannen, al is dat erg moeilijk. Hij vraagt: “Hier?” en ik mompel dat het iets hoger moet. Ik fluister bangig dat ik niet wil, maar het moet en mijn vriend weet dat hij geen betere toestemming van mij zal krijgen. Hij pakt door, drukt op de knop en BENG!, daar schiet de naald mijn been in. Auw, weer niet de perfecte plek, of bestaat die misschien niet? Ik kan toch niet overal zenuwen hebben lopen. Een tweede, zachtere tik geeft aan dat de spuit leeg is. De pijnlijke naald wordt uit mijn been getrokken en ik probeer te ontspannen. De natte doek gaat weer over mijn hyperactieve ogen en ik probeer de kriebels te voelen, die de spuit altijd brengt. Vroeger vond ik ze eng, die ‘muisjes’, maar nu nodig ik ze uit, ik wil ze snel, veel en krachtig. Ze vreten het ding op en ik kan niet wachten tot ze er zijn. Ze komen, maar ze zijn niet met veel en ze bewegen aarzelend. Toch trekt het weg. Ik zucht van verlichting en opluchting en stil geluk en geef me over aan een zalige slaap. Nu even niet meer, nu ben ik even veilig. Ik kan huilen van geluk als de bliksems wegtrekken en ik mijn hoofd in het kussen kan laten zakken. Ik zou huilen, als huilen niet zo’n pijn deed aan mijn hoofd.

Het is zaterdag, mijn voorraad pillen en spuiten is op. Het is weg, maar het sluimert op de achtergrond. Ik voel hem azen op mijn zenuwen, zo dol als hij is op het sturen van pijnscheuten door mijn schedel. Ik vlieg er recht van overeind als dat gebeurt, niet in staat een kreun van pijn te onderdrukken. Ik doe voorzichtig, drink veel en probeer me niet in te spannen. Lezen gaat niet, oh horror. Mijn ogen moeten rustig blijven, mijn nek ontspannen, mijn gemoed kalm en de sfeer luchtig. TV kijken is niet zo handig volgens mij, maar niks doen ook niet. Een beetje proberen te werken lijkt me goed, maar ik let goed op te snelle gedachten, want die horen er ook bij. Ik probeer langzaam te denken, maar ik doe het zo krampachtig, dat het me bijna tegen werkt. Ik draai mijn nek, en dwing mijn schouders om te zakken, ik heb ze hoog opgetrokken, bijna tegen mijn oren aan. Ik probeer mijn rechteroog te ontspannen, maar hoe ontspan je een oog?

Ik noem het ‘mijn’, alsof het bij mijn familie hoort. Het is al twintig jaar onafgebroken onderdeel van mijn leven, maar niet op mijn uitnodiging. Te pas en te onpas komt hij langs, en dwingt hij me terug te trekken, af te zeggen en plat te gaan. In de was de hele voorraad washandjes, die als natte doeken op mijn hoofd gebruikt zijn. In de kamer een lege emmer, voor de zekerheid. Lege verpakkingen van medicijnen. Deken op de bank.

Mijn migraine

Zou hij weg zijn nu?

Angstig en onzeker wacht ik af.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten